Naar aanleiding van de uitvaartplechtigheid vandaag publiceren we alvast de woorden van Edward Cloet, de voorzitter van het Gregoriaans abdijkoor.
Onderaan kan u luisteren naar een korte audiomontage uit verschillende gesprekken met pater Gereon. In dit fragment heeft hij het over zijn liefde voor Gregoriaanse gezangen.
In Paradisum
Gereon: een man van vele levens, over hem vertellen wordt een verhaal met talrijke afleveringen… Iedereen die hem van ver of dichtbij heeft gekend – hun aantal is nauwelijks te tellen – weet meteen wel anekdotes op te halen die hem treffend typeren als gedreven prediker en minzame vriend, onverschrokken koerier voor priesters achter het ijzeren gordijn en ingetogen gelovige, bevlogen leraar en leergierige leerling, levensgenieter en bescheiden tollenaar, ik kan zo nog lang doorgaan.
Ik wil hem echter apart bij de hand nemen om wat hij voor ons, het gregoriaans abdijkoor, heeft betekend. Het klinkt misschien wat hebberig om zijn indrukwekkend levenspalmares opzij te willen schuiven, maar zijn verdienste als stichter en bezieler van het abdijkoor is dermate groot dat er amper geschikte woorden voor zijn. Het tijdstip van de oprichting van het abdijkoor is genoegzaam bekend: op ‘Laetarezondag 68’, 50 jaar geleden, zijn enkele enthousiaste dertigers met mooie herinneringen aan hun collegetijd de eerste maal op vraag van Gereon met het uitgedunde paterskoor het Norbertijnse gregoriaans komen meezingen. De rest is een even boeiende als intens beleefde geschiedenis, met Gereon als voortrekker en bezielende leermeester. Streng maar rechtvaardig, zoals dat heet. Veeleisend en soms boos, wanneer zijn pupillen moeilijke gezangen maar niet onder de knie kregen. Maar als een rasechte schoolmeester heeft hij ons 50 jaar lang vertrouwd gemaakt met het rijke Norbertijnse repertorium, voorwaar geen gemakkelijke klus, temeer daar de gezangen verraderlijke Norbertijnse hersenkronkels vertonen…
Wij hebben hem ook mogen ervaren als een aangename en opgewekte reisgezel op onze talrijke tochten, waar hij ons telkens opnieuw wist te verrassen met zijn historische kennis en even boeiende als plezante verhalen. Voor ons was hij als een liefdevolle broer, die met genoegen bijschoof aan de dis en op het einde van de dag een lekker glas wijn of een verfrissende pint meedronk …
Nu is hij ons onverwacht ontvallen. Wie had kunnen vermoeden dat de grandioze viering van vijftig jaar gregoriaans abdijkoor zijn laatste grote wapenfeit zou worden ? De laatste tijd speelde zijn gezondheid hem geregeld parten. Pas hadden wij vernomen dat zijn toestand snel verslechterde en keken wij vol ongeloof stil naar elkaar, bang om elke vraag, maar met het rotsvaste geloof dat hij op een dag, haast onmerkbaar zoals wij al zo vaak hadden meegemaakt, zachtjes de sacristiedeur zou openduwen, want hij hoorde nu eenmaal bij ons…
Wij bleven wachten op jou, Gereon, maar nu hoeft het niet meer. Wanneer de nieuwe morgen komt, ben je ver weg. Maar ooit kom je terug, ik weet het zeker, als de warme zon die je altijd was en dan zingen wij weer samen. Zolang blijven wij verweesd achter, nauwelijks begrijpend wat ons overkomt. Eén ding staat vast: het wordt nooit meer als voorheen, maar je zal ons blijven inspireren, zoveel is zeker.
Zijn levenseinde heeft hij vol overgave aanvaard, ook al had hij nog zoveel plannen. Waardig en stil is hij heengegaan. Zoveel kracht, zoveel berusting, zoveel grootsheid… maar zo hulpeloos alleen en misschien bang voor de grote reis… Overkwam het ook niet Jezus aan het kruis, toen die riep, tot wanhoop gedreven : ‘Eli, Eli, lema sabachtani’… ?
A Dieu, Gereon, je hebt ons in snelheid genomen. We zullen je missen, maar je plaats in ons midden houden we warm.